Wolterman
Het verhaal van Woltermans Emaillekunst Atelier, een creatieve saga die zijn oorsprong vond in het Groningse Bad Nieuweschans, is een fascinerende reis door de tijd. Opgericht door Wolterman Frederik, geboren op 30 juli 1895, begon het atelier in 1933 zijn reis als koperslagersbedrijf. Wolterman, een alumnus van de Kunstgewerbeschule in Aachen, transformeerde zijn onderneming na de Tweede Wereldoorlog tot een centrum van emaillekunst.
In het hart van deze onderneming bloeide een creatieve samenwerking. Vrouwen, met hun fijne hand voor schilderwerk, en mannen, gespecialiseerd in het branden van de emailles, werkten zij aan zij. Dit team van ontwerpers, koperslagers en schilders gaf vorm aan unieke kunstwerken. Een sleutelfiguur in deze periode was Johannes Martinus "Jean" Nelissen, geboren in Oud Vroenhoven op 20 november 1917. Als vooraanstaand ontwerper, opgeleid aan de Vrije Academie in Utrecht, behaalde Nelissen grote erkenning door een gouden medaille te winnen op een internationale kunsttentoonstelling in München.
In het hart van deze onderneming bloeide een creatieve samenwerking. Vrouwen, met hun fijne hand voor schilderwerk, en mannen, gespecialiseerd in het branden van de emailles, werkten zij aan zij. Dit team van ontwerpers, koperslagers en schilders gaf vorm aan unieke kunstwerken. Een sleutelfiguur in deze periode was Johannes Martinus "Jean" Nelissen, geboren in Oud Vroenhoven op 20 november 1917. Als vooraanstaand ontwerper, opgeleid aan de Vrije Academie in Utrecht, behaalde Nelissen grote erkenning door een gouden medaille te winnen op een internationale kunsttentoonstelling in München.
De jaren zestig brachten echter verandering. De vraag naar kerkelijk emaille, een belangrijk onderdeel van Woltermans' werk, nam af naarmate kerken leger raakten. Het atelier, eens een bloeiende hub van activiteit, kromp tot slechts twee medewerkers. In 1969 namen zij het roer over van Dhr. Wolterman.
Een van deze medewerkers was Johan Frederiks, een ontwerper wiens persoonlijke geschiedenis in nevelen gehuld blijft. De andere, Ger Nelissen, oorspronkelijk een koperslager, droeg in 1994 het atelier over op 65-jarige leeftijd aan Frans Meijers. Meijers, geboren op 20 november 1953 en overleden op 2 september 2016, was van huis uit een calligraaf en vrij kunstenaar. Hij leidde Woltermans Emaillekunst Atelier tot 2014, waarna het atelier zijn deuren sloot. |
Het atelier kende gedurende zijn bestaan verschillende locaties in Maastricht. Aanvankelijk gevestigd in de Joodenstraat, moest het atelier verhuizen na de weigering van Vendex, de eigenaar van het pand, om het huurcontract te verlengen bij de overname in 1994. Het vond tijdelijk onderdak aan de Kasteel Holtmeulenstraat, een bedrijvencentrum van het LIOF, en later aan de Bosscherweg 173.
Woltermans Emaillekunst Atelier blijft een belangrijk deel van de Nederlandse artistieke geschiedenis, een verhaal van creativiteit, vakmanschap en aanpassingsvermogen door de tijden heen.
Woltermans Emaillekunst Atelier blijft een belangrijk deel van de Nederlandse artistieke geschiedenis, een verhaal van creativiteit, vakmanschap en aanpassingsvermogen door de tijden heen.
Emailleren bij Woltermans
Woltermans' Atelier, bekend om zijn vakmanschap in emaillekunst, maakte gebruik van open vuur voor het emailleren. Aan de brandtafel, uitgerust met twee branders, werden temperaturen tussen de 900 en 1000 graden bereikt. Het atelier specialiseerde zich in het werken op koper, gebruikmakend van diverse emaille poeders, glazuren en pigmenten. Dit was een intensief en warm proces, waarbij precisie essentieel was. Het risico op mislukkingen was altijd aanwezig. Meerdere lagen werden in verschillende stadia ingebrand, eindigend met een doorschijnend glazuur. Cruciaal was dat het emaille aan beide zijden van het koper dezelfde 'druk' had om kromtrekken en scheuren te voorkomen. Dit betekende vaak dat het werkstuk tijdens het brandproces moest worden omgekeerd. Kleuren konden 'lopen', en verschillende emaillesoorten konden op elkaar reageren, wat leidde tot bobbels of blazen. Kennis van kleuren en poeders was daarom van groot belang, aangezien de uiteindelijke kleuren vaak anders uitpakten dan verwacht; sommige kleuren, zoals blauw en oker, waren feller dan voorzien.
Woltermans' Atelier, bekend om zijn vakmanschap in emaillekunst, maakte gebruik van open vuur voor het emailleren. Aan de brandtafel, uitgerust met twee branders, werden temperaturen tussen de 900 en 1000 graden bereikt. Het atelier specialiseerde zich in het werken op koper, gebruikmakend van diverse emaille poeders, glazuren en pigmenten. Dit was een intensief en warm proces, waarbij precisie essentieel was. Het risico op mislukkingen was altijd aanwezig. Meerdere lagen werden in verschillende stadia ingebrand, eindigend met een doorschijnend glazuur. Cruciaal was dat het emaille aan beide zijden van het koper dezelfde 'druk' had om kromtrekken en scheuren te voorkomen. Dit betekende vaak dat het werkstuk tijdens het brandproces moest worden omgekeerd. Kleuren konden 'lopen', en verschillende emaillesoorten konden op elkaar reageren, wat leidde tot bobbels of blazen. Kennis van kleuren en poeders was daarom van groot belang, aangezien de uiteindelijke kleuren vaak anders uitpakten dan verwacht; sommige kleuren, zoals blauw en oker, waren feller dan voorzien.
Painture Emaillekunst
Na de oorlog werkte Woltermans met graveerders en ontwerpers die ook actief waren in de keramische industrie van Maastricht. Hieruit ontstond een werkwijze vergelijkbaar met die van aardewerk. Na een basislaag van emaille werd een mengsel van aardewerkpoeder en water aangebracht, gedroogd en vervolgens ingebrand. Daarop werd met rijstpapier een gravure aangebracht, gevolgd door handmatig schilderwerk. Het poeder werd met olie vermengd, wat zeer gedetailleerd schilderen mogelijk maakte. Er werden miniaturen vervaardigd, soms met gebruik van een vergrootglas. De kleuren waren vergelijkbaar met die van het boerenbont servies, waarbij rood eerder naar wijnrood neigde.
Onderdelen van het werk waren ook geïnspireerd op "Delfts blauw". Materialen zoals glazen kraaltjes, koperdraad, craquelé en koperoxide (voor een groene tint) werden gebruikt, of het koper werd vooraf gehamerd. Tekeningen of tekst werden met een graveerpen ingekrast, wat goudkleurige lijnen zichtbaar maakte.
Rond de jaren '60 stopte men met het maken van gravures, ten gunste van zeefdruk. Zeefdruk was minder arbeidsintensief, en arbeid werd duurder dan materialen. Na 2000 werden de tekeningen digitaal aangeleverd voor de zeefdrukken, en teksten konden gemakkelijker via de computer worden toegevoegd. Het branden en schilderen bleef echter handwerk.
Na de oorlog werkte Woltermans met graveerders en ontwerpers die ook actief waren in de keramische industrie van Maastricht. Hieruit ontstond een werkwijze vergelijkbaar met die van aardewerk. Na een basislaag van emaille werd een mengsel van aardewerkpoeder en water aangebracht, gedroogd en vervolgens ingebrand. Daarop werd met rijstpapier een gravure aangebracht, gevolgd door handmatig schilderwerk. Het poeder werd met olie vermengd, wat zeer gedetailleerd schilderen mogelijk maakte. Er werden miniaturen vervaardigd, soms met gebruik van een vergrootglas. De kleuren waren vergelijkbaar met die van het boerenbont servies, waarbij rood eerder naar wijnrood neigde.
Onderdelen van het werk waren ook geïnspireerd op "Delfts blauw". Materialen zoals glazen kraaltjes, koperdraad, craquelé en koperoxide (voor een groene tint) werden gebruikt, of het koper werd vooraf gehamerd. Tekeningen of tekst werden met een graveerpen ingekrast, wat goudkleurige lijnen zichtbaar maakte.
Rond de jaren '60 stopte men met het maken van gravures, ten gunste van zeefdruk. Zeefdruk was minder arbeidsintensief, en arbeid werd duurder dan materialen. Na 2000 werden de tekeningen digitaal aangeleverd voor de zeefdrukken, en teksten konden gemakkelijker via de computer worden toegevoegd. Het branden en schilderen bleef echter handwerk.
Frans Meijers experimenteerde later ook met emaille poeders die direct op koper werden aangebracht. Dit gaf een voordeel dat wit spierwit was en de kleuren, zoals rood, veel feller waren. Ook was het eindproduct minder kwetsbaar, vergelijkbaar met glas in lood of aardewerk tegenover een geëmailleerde pan of badkuip. Dit was vooral een voordeel voor de carnavalsmedailles. Een nadeel was echter dat er minder nauwkeurig kon worden geschilderd, aangezien de poeders met water werden aangemaakt en aangebracht.
|